Maurits van Nassau

 

 

 

Maurits op ongeveer twaalfjarige leeftijd,
ca. 1578-1579.

Olieverf op paneel.

Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau,
Koninklijk Huisarchief,
's-Gravenhage

Maurits werd geboren op 14 november 1567 op de Dillenburg in het graafschap Nassau als zoon van Willem van Oranje (1533-1584) en diens tweede vrouw Anna van Saksen (1544-1577). Zijn doopnamen waren Moritz August. Zijn moeder verliet het kasteel in de zomer van 1568. Maurits zou haar nooit meer terugzien. Vader Willem verbleef vooral in de Nederlanden om leiding te geven aan de Opstand. Zijn opvoeding ontving Maurtits daarom van zijn oom Jan van Nassau, samen met diens kinderen, onder wie Willem Lodewijk (1560-1620), de latere stadhouder van Friesland. De streng calvinistisch geschoolde kinderen studeerden gezamenlijk te Heidelberg van 1575 tot 1577. Daarna voegde Mautits zich bij zijn vader in Holland. In 1582 werd hij student te Leiden.

In 1584 werd Willem van Oranje vermoord, waarna de Nederlandse opstandelingen veel gebied verloren. In 1585, op zijn achttiende verjaardag, werd Maurits stadhouder van Holland en Zeeland. In 1587 volgde zijn benoeming als kapitein-generaal van deze gewesten. Formeel stond hij onder het bevel van de graaf van Leicester (1533-1588), die tot gouverneur-generaal van de Nederlanden was benoemd door de Engelse koningin Elizabeth I. De soevereiniteit over de opstandige gewesten was haar in 1585 aangeboden. In 1590 en 1591 werd Maurits bovendien stadhouder van Gelderland, Utrecht en Overijssel.

Maurits werkte vruchtbaar samen met Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619), in 1586 raadspensionaris van Holland geworden: Oldenbarnevelt bespeelde de Hollandse Staten en de Staten-Generaal, Maurits trad op als veldheer. Zijn eerste grote succes in die hoedanigheid was de herovering van Breda dankzij de list van het turfschip (1590). In het decennium dat volgde nam hij, vaak samen met Willem Lodewijk, tal van belangrijke steden in (Nijmegen en Zutphen, 1591; Steenwijk en Coevorden, 1592; Groningen, 1594; Oldenzaal, Enschede en Grol, 1597), waardoor het grondgebied van de opstandige Nederlanden bijna verdubbelde. Voor de belegeringstechniek vertrouwde hij op de vindingen van Simon Stevin (1548-1620), zijn tactiek ontleende hij aan de Oudheid. Als krijgsheer verwierf Maurits zich Europese faam. Veldslagen vermeed hij; de enige die hij heeft gevoerd, is de Slag bij Nieuwpoort (1600). Na 1600 volgden nog slechts enkele kleine overwinningen, terwijl in het zuiden enkele steden verloren gingen.

Tegen de zin van Maurits dreef Oldenbarnevelt in 1609 het Twaalfjarig Bestand door. De verstandhouding tussen de twee mannen verslechterde snel. De godsdiensttwisten tijdens de bestandsjaren zorgden voor een dramatische afloop. Oldenbarnevelt verplichtte de gereformeerde kerk tot het gedogen van de arminianen of remonstranten. Maurits zag hierin een verzwakking van de kerk die de deur zou openzetten naar het katholicisme en een terugkeer onder de Habsburgse overheid. In 1619 verzette Maurits op veel plaatsen de wet (hij verving pro-arminiaanse door anti-arminiaanse stadsbesturen; ook leden van de ridderschap werden vervangen) en liet Oldenbarnevelt met zijn voornaamste medestanders arresteren. De Staten-Generaal veroordeelden de raadspensionaris ter dood. In hetzelfde jaar veroordeelde de synode van Dordrecht de remonstrantse leer.

Michiel Jansz. van Mierveld,
Stadhouder Maurits, ca. 1625.
Olieverf op paneel. Rijksmuseum, Amsterdam

In 1620, na de dood van Willem Lodewijk, werd Maurits stadhouder van Groningen en Drente (Friesland ging naar Ernst Casimir). Maar Maurits' laatste jaren waren onvruchtbaar. Zijn staatsmanskunst was ontoereikend om het gemis van Oldenbarnevelt goed te maken. Als veldheer had hij evenmin nog succes. Na 1521, toen de strijd tegen de Habsburgers werd hervat, leed Maurits zelfs kleine verliezen. Lusteloos en ziek overleed hij op 23 april 1625 te 's-Gravenhage.

Maurits is nooit getrouwd, maar had een groot aantal verhoudingen, onder meer met Margaretha van Mechelen (geb. 1581) bij wie hij drie zoons verwekte. Andere kinderen had hij bij tenminste vijf andere vrouwen. Hij werd als stadhouder en kapitein-generaal opgevolgd door zijn halfbroer Frederik Hendrik, die hem vanaf 1597 op zijn veldtochten had vergezeld.

Literatuur:
A.Th. van Deursen, Maurits van Nassau: de winnaar die faalde (Amsterdam 2000).

In 1923 stond Maurits zowaar op het bankje van veertig gulden...