Viseters in Wilhelminapark
Utrecht, 15 februari 2007
van onze verslaggever
Ondanks dat de afgelopen storm toch weer behoorlijk wat parkreuzen heeft geveld, staat er hier en daar gelukkig nog wel zo'n joekel. Zo ook die prachtige Baakse Peppel aan de oostkant van de Wilhelminavijver. Als je hem ziet op de foto hiernaast realiseer je je wellicht nog eens extra hoever deze machtige zuurstofproducent boven de andere bomen uitsteekt. Echt indrukwekkend. Maar nu dit: |
En u weet het, zodra er gefluisterd wordt over bijzondere fauna in ons park,
wordt er bij de Mauritswebsite direct een team fotografen ingezet, gewapend
met prachtige digitale tele-apparatuur.
Het was die ochtend de eerste stralende zonnige ochtend sinds maanden. Om
kwart over zeven was er bij horizontaal invallend zonlicht prachtig te fotograferen.
Het zwarte viertal zat erg hoog dus haarscherp kregen we ze niet, maar voor
de echte vogelaar zijn ze zo toch wel te herkennen...
Herkent u ze?
Inderdaad en waarachtig! Het zijn aalscholvers. U heeft ze vast wel eens ergens anders zien rondhangen. In de dierentuin of in de Flevopolder. Meestal op door aalscholverschijt uitgebleekte en langzaam gestorven boomtakken. Maar voor een stadspark toch bijzonder.
De vogelbescherming zegt: een sigaar met vleugels - dat is typisch een aalscholver in vlucht. Het zijn onmiskenbare vogels, mede door de lange snavel met haakpunt. Aalscholvers zijn koloniebroeders. Het menu bestaat uitsluitend uit vis. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden vormt paling slechts een zeer klein deel van het menu. Uit onderzoek is gebleken dat vooral brasem wordt gegeten, die in groten getale uit het IJsselmeer worden gevist. Commercieel gezien is de brasem niet interessant en aalscholvers vormen dus niet of nauwelijks een bron van concurrentie met de binnenvisserij. Door vermeende concurrentie werden aalscholvers verguisd en afgeschilderd als visstropers. In tegenstelling tot vrijwel alle andere watervogels bevat hun verenkleed slechts zeer weinig vet. Daardoor is het niet waterdicht en wordt een duikende aalscholver drijfnat. Na een duik moet een aalscholver dus drogen. Dit doen ze door met half gespreide vleugels op een paal of in een boom te gaan zitten; een zeer markante houding. Aalscholvers broeden in kolonies, meestal in moerasbossen met elzen |
Door de uitwerpselen van de aalscholvers, rijk aan bijtende zuren, sterft de vegetatie in de broedgebieden meestal een zekere dood, evenals de bomen waarin de nesten worden gemaakt. In de kolonie hangt een sterke vis- en guanolucht. Het voedsel wordt gezocht in diepe, eutrofe wateren.
Broedvogel
Trek/stand/winter: Standvogel, doortrekker en wintergast
Trend en aantal: Sinds 1970 is de aalscholverpopulatie fors toegenomen, na
eerder door een diep dal gegaan te zijn. De stand heeft zich sinds de jaren
'90 min of meer gestabiliseerd rond de 19.000 tot 20.000 paren. Deze broeden
voornamelijk in het IJsselmeergebied, het rivierengebied en in de plassen-
en merengebieden.
Aalscholvers in de visserij in China
Aalscholvers worden veelvuldig gebruikt in de kleine visserij in China. Om er voor te zorgen dat de vogels de vissen wel vangen maar niet doorslikken doen de chinezen en ring om de aalscholvernek.
RB