Ceanotus

door Pauline Brenninkmeijer

Hoe is het mogelijk dat in de twintig jaar dat ik in deze straat woon, mijn oog nog nooit eerder op de prachtige blauwe struik voor het huis op nr. 90 is gevallen. Dat de kleur van de voordeur er zo mooi mee harmonieert, kan haast niet anders dan opzet zijn. Ik ben het de bewoners, Nienke Venema en Laurens Brouwer, vergeten te vragen, toen ik ze op Pinksteren stoorde om wat informatie te bemachtigen over dit pronkstuk voor hun deur.
Nienke en Laurens wonen hier nu twee jaar, samen met dochter Floor en zoon Mark. Maar de "Ceanotus", een soort Amerikaanse sering, moet er al wel een jaar of vijf hebben gestaan, vermoeden zij. Geplant door Caroline, de vorige bewoonster. "Het is opvallend hoeveel opmerkingen we over deze plant krijgen als hij in bloei staat", vertelde Nienke. "Zelfs juffrouw Wilma (uit de Dillenburgstraat. PB.) van Marks klas kon het niet laten er iets over te zeggen tijdens het tien-minutengesprek op school."

Zou het kunnen zijn dat de sering het zo goed doet sinds Nienke hem onder haar hoede heeft. "Ik snoei hem elk jaar na de langste dag en ik geef hem zes keer per jaar wat te drinken met een beetje bloedmeel of beendermeel." Misschien is dat laatste wel het geheim. De vraag is dus of hij altijd zo prachtig heeft gebloeid. Het zou aardig zijn om dat van de omwonenden te weten te komen.
Dat Nienke groene vingers heeft blijkt ook uit hun tuin. Toen zij hier kwamen wonen was deze compleet verwaarloosd en stond de schuur op instorten. Er groeide alleen nog maar Zevenblad. Jarenlang was het pand bewoond door veelvuldig wisselende huurders die nauwelijks gemotiveerd waren om een spade in de grond te steken. Laurens en Nienke hebben er heel wat arbeid in gestoken en dat heeft een bonte bloeiende stadstuin opgeleverd, om trots op te zijn.
De struik kun je gewoon bij het tuincentrum kopen, "maar", zegt Nienke, "nog nooit heb ik een Ceanotus gezien die zo intens blauw was als de onze."
Als ik naar huis wandel en al bijna op het kruispunt ben aangekomen, schreeuwt Mark mij achterna: "Pauline, we denken dat er wel vijftig bijen in zitten!"