Processierups blijkt rups van Stippelmot

Tot onze grote schrik zijn er inmiddels drie grote bomen aangevreten door duizenden rupsen die "en groupe" optreden. In die zin lijkt hun gedrag erg op dat van de processierups. De rups die in Brabant en Duitsland voor zoveel ellende heeft gezorgd. Volgens beschrijvingen uit die streken zou de rups echter harig zijn en een voorliefde hebben voor eiken. De in het Wilhelminapark gesignaleerde veelvraten zijn relatief glad en geelgroen. Ze zitten in dit geval ook niet in eiken. Het zijn er evenwel zoveel dat de schrik bij de webredactie om het hart sloeg. Aan de stadskant van het park, in de buurt van de picknickset zijn drie enorme bomen helemaal kaal gevreten. Langs de stam, in de takken en op de grond rond de bomen liggen grote flarden van het rupsenspinsel. Overal kruipen de groene vlinderbaby's.



Kluwe rupsen in spinsel. Genomen op zaterdag 1 juni in het Wilhelminapark.
Let op kaalgevreten bladstengels rechts.

Uw redactie heeft niet bij de pakken neer gezeten en de deskundigen van de stadskwekerij op de rupsen af gestuurd. Het bleek geen loos alarm. Het gaat in dit geval gelukkig niet om de processierups, maar om behoorlijk vraatzuchtige seizoengenoten. In het Wilhelminapark waart de rups van de zogenaamde Spinselmot of Stippelmot.
Die vreet inderdaad allerlei bomen kompleet kaal en laat vervolgens een bleek besponnen boomskelet achter. Als de mensen van de gemeentekwekerij tijdig worden gewaarschuwd (030 2864435) kunnen zij de rups nog bestrijden. Er worden dan goedgekeurde chemicaliën in de boom gespoten die via de boomsapvaten in het cambium naar de bladeren stromen. De rups die van zo'n blad eet, sterft en de boom leeft verder. De boomdeskundigen bekeken de kale bomen en constateerden dat er nu alleen nog maar poppen in hangen. De vergiftigingstechniek biedt nu geen soelaas meer. Het is wachten tot de motten ontpoppen en wegvliegen. Daarna lopen de bomen weer uit, als ware er nooit aan geknaagd. Die motten hebben de eigenaardige eigenschap om een jaar later (wederom in juni) naar precies dezelfde bomen terug te keren en daar weer hun eieren te leggen. Dat wordt dus opletten geblazen. Opvallend is dat er sinds de laatste paar zachte winters steeds meer van deze mottensoort schijnt rond te fladderen. Voor het Wilheminapark is het wat de Spinselmot betreft (blijkt nu) ook niet de eerste keer. Verder is de mot dit jaar zeer vroeg met het produceren van nazaten. Normaal gaan de rupsen pas eind juni kruipen.

Stippelmot of Spinselmot
een korte les

Stippelmot overdekt in mei sommige bomen of struiken met hun nesten
Aan het begin van de zomer, wanneer alle bomen en struiken weer getooid zijn met fris nieuw blad, valt een kaal gevreten boom of struik des te meer op. Larven van de stippelmot vreten aan zaden en bladeren van appelachtigen (Rosaceae) en spinnen zich helemaal in. Enorme nesten van gesponnen draden geven bomen of struiken een spookachtige gedaante. In deze nesten verpoppen de larven zich eerst tot rups en later tot vlinder.
De stippelmot of spinselmot (Hyponomeuta padellus (syn. Yponomeuta padellus) is een ware plaag. In korte tijd worden o.a kers, sierkers, appel, meidoorn, kardinaalsmuts of peer van hun groene bladeren ontdaan door de vraatzucht van de larven en rupsen. Ook de olijf kan door een stippelmot (Prays oleellus) worden aangetast, al komt dat in Nederland zelden voor. Gelukkig brengt stippelmot maar één generatie per jaar voort. Volwassen exemplaren van de vlinder zetten een reeks eitjes in groepen van twintig tot vijftig stuks af. De eieren worden dakpansgewijs op de takken van de boom afgezet. De uitkomende larven bevrijden zich in eerste instantie niet uit het ei, maar doorboren op een punt de schaal.


Met de beschutting van de schaal en wat spinsel daaromheen, brengen ze de winter door. In mei verlaten de larven de beschutting van de eischaal. In deze gedaante omgeven ze zich met een wirwar aan spinseldraden en beginnen te vreten aan alles, wat van hun gading is. In de volgende cyclus veranderen ze van gedaante en worden rups. Wat dan nog groen is, vindt geen genade bij deze onverzadigbare rupsenkolonie. Ze hebben dekking tegen vogels binnen het dichte spinselnet.

Ook op de meidoorn (Crataegus) komen nesten van stippelmot voor
De stippelmot of spinselmot ontwikkelt zich in later stadium (juni) tot een onaanzienlijk klein vlindertje. De hoofdkleur van de vlinder is wit met zwarte spikkels op de vleugels. De stippelmot richt grote schade aan. Sierheesters herstellen zich meestal in de loop van de zomer en krijgen opnieuw blad. Wie toch van het leed door stippelmot wil worden verschoond, zal een bestrijdingsmiddel moeten gebruiken. De bestrijding moet plaatsvinden, voordat de spinselwebben met rupsen worden gevormd.