Interviews met bewoners van de Mauritsstraat
‘A quiet street, and so elite’

door Dieuwertje Bakker en Bert Garssen


Er waren tijden dat er in de Mauritsstraat weleens vijf auto’s stonden geparkeerd. Eten op straat was helemaal niet netjes. En wie had eigenlijk de eerste televisie? Dieuwertje Bakker en Bert Garssen bezochten oude straatbewoners en maakten aantekeningen uit het collectieve geheugen.

Nini Kemme:
‘Niet iedereen laat zich leiden door angst en egoïsme’


Op haar dertiende verhuisde Nini Kemme (81) van Amsterdam naar de Mauritsstraat. Ze woont nu al 67 jaar op nummer 21. Haar vader, George van Halteren, werkte als directeur van het casino in Den Bosch. In de oorlog begon hij een kamerverhuurbedrijf aan huis, als dekmantel voor het onderbrengen van joodse onderduikers en leden van de ondergrondse. Aan Utrechters die zich bij ARTA aanmeldden om te verhuren vroeg hij als test: ‘Wilt U ook NSB-ers op kamers?’. Mensen die zich daar een fel tegenstander van toonden, werden genoteerd als mogelijk nieuw contactadres.
Eén van de eerste joodse onderduikers in het ouderlijk huis van mevrouw Kemme was een oude grijze dame. Aan haar uiterlijk was niet af te lezen dat ze joods was, zodat ze zich redelijk veilig kon bewegen. Overigens waren er ook ‘gewone’ huurders op kamers, die er geen weet van hadden dat zij ondergedoken zat.
George van Halteren overleed in 1943 aan een hartinfarct. De kamerbemiddeling werd overgenomen door de ondergrondse. Nini Kemme werkte destijds in de verpleging.

NSB
Mevrouw Kemme: ‘Op een gegeven moment kwamen er drie SS-ers op bezoek. Een jongeman van de ondergrondse deed open. Mevrouw Coebergh, de joodse onderduikster, was nog zo beleefd de SS-ers een kopje thee aan te bieden. Tijdens hun bezoek is de man van de ondergrondse hem op tijd gesmeerd, maar helaas is mevrouw Coebergh meegenomen. Ze heeft de oorlog wel overleefd. Kort daarna is ze, waarschijnlijk vanwege verzwakking, aan een ziekte overleden’.
De ‘andere partij’ zat in de buurt. Om de hoek, aan de Prinses Marijkelaan, woonde Mussert, de voorman van de NSB. Naast de Kemmes (nr. 23) woonde een Duitse familie, van wie de vader werkte bij het ‘Kolensyndicaat’ (handelsvereniging). De zoon maakte deel uit van het ‘Doodskoppenregiment’. Op Dolle Dinsdag waren de ouders plotsklaps verdwenen. Omdat er in de laatste oorlogswinter een groot gebrek aan brandstof was, haalde mevrouw Kemme kolen en houtwerk uit het huis op nummer 23, waar nooit meer iemand kwam. Toen de zoon zich toch een keer liet zien heeft ze hem dat keurig gemeld, met de boodschap: ‘Na de oorlog krijg je alles terug’.
Na de oorlog werden er Engelse officieren ingekwartierd op Mauritsstraat 21. Ze hadden hun mess ingericht in de voormalige woning van Mussert. Mevrouw Kemme heeft daar ooit nog een diner met één van de bij haar ingekwartierde officieren meegemaakt. Na afloop kreeg ze een schilderij mee uit de verzameling van Mussert, dat voor haar van de muur in de gang werd gelicht.

Heilig Hart
Hoewel mevrouw Kemme op leeftijd is, is ze nog altijd actief op maatschappelijk gebied. Zo heeft ze zich bijvoorbeeld ingezet voor de huisvesting van dakloze ex-psychiatrische patiënten in de pastorie van de Heilig Hart kerk. In 1993 bood het bisdom de Heilig Hart kerk en de pastorie te koop aan. Daar kwamen vier projectontwikkelaars op af. De één wilde de kerk afbreken en er een appartementencomplex bouwen, de ander wilde een stiltecentrum, een derde plan voorzag in een horecavoorziening. Het Leger des Heils tenslotte had plannen voor een sociaal pension voor dakloze ex-psychiatrische patiënten in de pastorie.
De buurt was fel tegen het afbreken van de Heilig Hart kerk. Tegen de plannen van het Leger des Heils was in eerste instantie het minste bezwaar. Toch groeide er later verzet. Mevrouw Kemme: ‘De mensen waren bang voor drugsoverlast en voor voortdurende politie- en brandweersirenes in de wijk. En ook voor een waardevermindering van hun huizen. Zelf vond ik dat het sociaal pension er wél moest komen. Als reactie op de vele protesten ben ik, samen met mevrouw Roebert (Mauritsstraat 58), handtekeningen gaan verzamelen. We zijn zo’n duizend deuren langsgegaan en we hebben 450 handtekeningen opgehaald voor de daklozen. Niet iedereen liet zich dus leiden door angst en egoïsme’.
Nadien heeft mevrouw Kemme zitting genomen in de beheergroep, om reacties van buurtbewoners op de plannen te beantwoorden. Inmiddels zijn er nauwelijks bezwaren meer tegen het sociaal pension. Onlangs is de beheergroep opgeheven.

Mevrouw Koning:

‘Een gezellige leefstraat’


Mevrouw Koning (75) bracht haar eerste levensjaren door in de Utrechtse Haagstraat en later op de Wolter Heukelslaan. Toen zij met haar man in 1960 een huis in de Mauritsstraat 63 kocht heerste er woningnood. Om een aankoopvergunning te krijgen dienden ze twee kamers te verhuren. Het echtpaar Koning kwam van een kleine huurflat en wilde graag in deze buurt wonen. Het huis vonden ze meteen schitterend, hoewel het ‘er niet uitzag’. Vanwege de bewerkelijkheid namen ze meteen een 'hitje'; een jong dienstmeisje.
Mevrouw Koning is ook bekend met een ander deel van de Mauritsstraat: ‘De Kluis’ op nummer 45 en 47 (genoemd naar een enorme brandkast in het huis). Voordat deze lokaal bekende woongroep (waartoe onder anderen Peter Verhaak, medeorganisator van het buurtfeest behoort) op die adressen introk, was het CNV er gevestigd. Mevrouw Koning heeft voor het CNV gewerkt.
Hoewel de Mauritsstraat een tweerichtingsstraat was, konden haar kinderen er in de jaren zestig zonder problemen op straat spelen met de talrijke buurkinderen. Er waren slechts enkele autobezitters. Zelf bezaten de Konings een Volkswagen. Ook de Brenninkmeijers van enkele huizen verderop bezaten destijds al een auto.
In mevrouw Konings directe omgeving wonen al jarenlang dezelfde mensen. De buren zijn erg vertrouwd met elkaar en zij is daarom zeer aan haar buurt gehecht. Mevrouw Koning omschrijft de wijk als een ‘rustige, gezellige leefstraat, met veel gelijkgestemden, vlakbij een prachtig park en met veel groen’. Ze heeft weleens overwogen om kleiner te gaan wonen, maar ze kan eigenlijk niet scheiden van haar buurtje. Mevrouw Koning: ‘Er gebeurt nooit iets schokkends in de Mauritsstraat; eigenlijk is het een dooie straat. Behalve dan op het komende buurtfeest natuurlijk.

Mia Lovendaal:

‘We overlopen ons niet’

Mia Lovendaal (75), geboren in Limburg, woont al 48 jaar op de Mauritsstraat. Het is het ouderlijk huis van haar man, die er sinds 1937 woont. Toen zij in 1951 trouwden zette zij dus ‘haar voeten onder andermans tafel’, zoals haar moeder het bij haar vertrek uit het zuiden omschreef. Van dat vertrek heeft mevrouw Lovendaal overigens geen moment spijt gehad.
Lovendaal herinnert zich de vele middenstanders die vroeger met paard en wagen of de auto langs de deur kwamen. Zo kwam op maandag de slager de bestelling opnemen. Ook de schoenmaker kwam langs, net als de groentenboer met een vrachtwagen vol groenten en fruit. Iedereen dromde om de wagen om te kijken of er iets van haar gading bij was. Het moest vooral goedkoop zijn, een belangrijk criterium in de jaren na de oorlog. ‘Wij moesten opbouwen. Je spaarde nog voor de dingen, zoals een ijskast of een tv.’ Net zoals het duidelijk was wanneer haar man ‘gebeurd’ had: behalve het bruine zakjemetinhoud nam hij dan altijd bloemen en gebak mee.
De Lovendaals waren snel in het bezit van een ‘kijkkastje’. ‘Want’, zo zei haar man; ‘ik hou er de kinderen mee thuis.’ Voordien keken hun twee dochters op woensdag en zaterdag bij anderen tv; na de aankoop kwamen de buurtkinderen ook bij hen.
Mevrouw Lovendaal is vol lof over de Mauritsstraat en over de mensen die er wonen. Ze heeft genoeg aanspraak, veel gezelligheid en als het er op aankomt medeleven en concrete steun. Maar: ‘We overlopen ons niet.’ En juist dat is ook zo prettig aan de Mauritsstraat. Ze heeft overigens wel wat uit te leggen aan derden als ze vertelt dat de Mauritsstraat een buurtfeest houdt. ‘Dat hoort niet, dat heb je alleen in de buurtjes’, menen veel van haar kennissen.

Mevrouw Verwer:
‘Kinderen die maar wat rondhingen moesten naar binnen’


Op vier jaar na woont mevrouw Verwer (71) haar hele leven in de Mauritsstraat. Sinds 1937. Aanvankelijk woonde ze bij haar ouders op nummer 80, maar bij haar trouwen trok ze in een bovenwoning aan de Frans Halsstraat. Toen de kinderen kwamen werd het daar te klein. Sindsdien woont ze in de benedenwoning.
Mervrouw Verwer herinnert zich dat het in haar jeugd fijn spelen was op straat. Auto’s waren er nauwelijks. Maar je moest wel wat doen. Kinderen die maar wat rondhingen werden binnengeroepen. Eten op straat was trouwens ook ten strengste verboden: nog geen toffee mocht je kauwen.
Op de hoek met de Dillenburgstraat runden twee zusters en haar nicht Greetje een bakkerszaak. Naast deze Lubro had de melkboer een opslagplaats. Hij trok met zijn wagen de wijken door. Voor de oorlog zat op de andere hoek kruidenier Ypma; een ouderwetse kruidenierszaak waar de grutterswaren nog in grote houten laden lagen opgeslagen. Later werd die kruidenier overgenomen door Huiden, die er een zelfbedieningszaak van maakte. Op een andere hoek zat de sigarenwinkel van Maas, later overgenomen door het echtpaar de Munck. Op de hoek met de Prinses Marijkelaan zat bloemenwinkel ‘Ans Bloemen’, die bij het overlijden van Ans in 1988 is opgeheven.
Mevrouw Verwer herinnert zich ook nog veel straatgenoten. De familie Staal, waarvan de heer des huizes directeur was van Tholen, een bedrijf voor tandheelkundige instrumenten aan het begin van de Jutfaseweg. En de familie Bunschoten, die samen met De Gooyer een bekende kledingzaak aan de Oudegracht runde. Tegenover haar woonden twee grote families: Van Erp en Bakker. Vader Van Erp was leraar Engels en vader Bakker gymnastiekleraar. Tussen beide beroepen bestond een duidelijk standsverschil. De vijf dochters van Van Erp werden niet geacht met de kinderen van Bakker om te gaan. ‘Maar weet je,’ placht de heer Bakker te grappen; ‘onze schillenboer is hun groenteboer’.
Ooit speelde Bakkers zoon Ton nog samen met Rijk de Gooyer, bij wie mevrouw Verwer in de klas zat, in een filmpje. En dan de kinderrijke familie Langemeijer, die elf kinderen telde. Toen de laatste dochter werd geboren ging de vlag uit. Wanneer wel eens bezorgd geïnformeerd werd of het kindertal geen last voor haar betekende, antwoordde mevrouw Langemeijer: ‘Ach, ze komen niet allemaal tegelijk’.
Op de hoek met de Dillenburgstraat woonde de schilder Fedde Weidema. Weidema ontwierp vroeger wel affiches en vignetten voor de SHV (Steenkolen
Handels Vereniging), waar ook haar vader werkte. Hij woont tegenwoordig in Zeeland en exposeert nog steeds.

Op verzoek van mevrouw Verwer was Fedde Weidema zo vriendelijk een biografie te sturen, waaruit wij het navolgende citeren: ‘De familie Weidema woonde van 1953 tot 1989 in het hoekhuis Mauritsstraat 68 (het huis met de rozen!). Beeldend kunstenaar Fedde Weidema heeft in het culturele leven van de stad Utrecht een niet onbelangrijke rol gespeeld. Bekend zijn de bijdragen die hij leverde in oorlogstijd aan het culturele verzet: de illustratie bij het beroemde gedicht van Jan Campert, ‘De achttien dooden’, en tekeningen bij soms zeer riskante uitgaven. Behoort als schilder tot de Utrechtse surrealisten (Moesman, Wijmans, Van Leusden, Poesiat). Heeft als vormgever van affiches een internationale naam. Werkte samen in de monumentale sector (wandschilderingen) met de architecten H. Th. Wijdeveld, Sybold van Ravesteijn, Gerrit Rietveld en Sjoerd Wouda. Woont sinds 1989 met zijn vrouw in Noordwelle (Schouwen-Duiveland).

Jenneke van Ravenswaay:
A quiet street, and so elite


Jenneke van Ravenswaay (54, Mauritsstraat 93) woont in een huis met een tuin op het westen. De tuin was de reden om te verhuizen uit de Bosboomstraat. Zij is lid van een schildersgroepje in de Hoogstraat. Van Ravenswaay is erg verknocht aan haar huis en aan de Mauritsstraat. Momenteel is ze bezig met een fotoboekje over haar huis aan de hand van zelf geschilderde delen van haar interieur.
Het leuke van de Mauritsstraat vindt ze dat er zo'n verscheidenheid aan mensen woont. De mensen laten elkaar in hun waarde en staan voor elkaar klaar. Iedereen is behoorlijk op zichzelf maar leeft toch met elkaar mee. ‘Geen bemoeizucht, wel medeleven’; dat typeert volgens haar de buurtbewoners. Vroeger was het nóg rustiger en kon zij de nonnen van de Koningslaan horen zingen.
Naast haar heeft de oude meneer Van Daalen nog gewoond, de vader van meneer Van Daalen uit de Dillenburgstraat. De Van Daalens zijn echte verzamelaars: de oude Van Daalen verzamelde uniformen. Hij ging er prat op dat hij veel wist. Aan Van Ravenswaay heeft hij zich in de loop der tijd bekendgemaakt als pedagoog, psycholoog, neerlandicus etc. Feit is dat hij ooit meegedaan heeft aan de tvquiz ‘Alles of niets’ en inderdaad alles wist. In zijn huis had hij zo’n enorme hoeveelheid boeken verzameld dat die doorgang en onderhoud belemmerden. Voordat hij naar het Sabuhuis vertrok, werd hij door een goede buur enkele malen per week van eten voorzien.
Mooi is de typering van de Mauritsstraat die Van Ravenswaay ontving van een Engels familielid, dat ruim een jaar bij haar heeft ingewoond: ‘A quiet street with old threestorey houses, close to the Wilhelminapark and so ‘elite’. There isn't much traffic, although both sides of the street are lined with station cars, Espace's, oldtimers and the occasional modest Renault. It is not an ostentatious street, very low key, in fact, and to the inexperienced eye no clue hinting that this is one of the most expensive areas in Utrecht.’

Hilde Dix:

Een doos vol medailles


Hilde Dix (50) woont in wat velen het mooiste huis van de Mauritsstraat vinden; nummer 89, het huis in de stijl van de Amsterdamse school. Kenmerkend voor die school is dat met eenvoudige en enigszins stoere middelen toch een decoratief geheel wordt gevormd. Binnenshuis valt het fraaie trappenhuis op met grote art déco glasinlood ramen.
Dix woont al sinds haar jeugd in de Mauritsstraat, zij het vroeger op een ander adres (nr. 98). Zij herinnert zich uit haar jeugd een kinderrijke straat. Tegenover hen woonde een gezin met acht kinderen en het gezin van Pieter Langemeyer had er elf. Als meisje was ze bevriend met de dochter van Mennega, die nu ook weer in de straat is komen wonen. Zij verstopten zich vaak in de tuin van wat nu haar eigen huis is. De vorige bewoners van dit huis, de familie Den Ouden, hadden als één van de eersten een televisietoestel en nodigden kinderen uit de straat uit om bij hen te komen kijken. Ze herinnert zich hoe intrigerend ze het interieur, met al die vreemde doorgangetjes, als meisje vond.
Kristel Adelaar, die later de rol van Mammaloe zou spelen in het programma Pipo de Clown, kende ze als speelgenoot uit de straat. Andere kennissen uit die tijd waren Margriet en Marleen Hunfeld. Margriet Hunfeld werd later schrijfster en journalist bij het Utrechts Nieuwsblad.
Gevraagd naar haar atletiekprestaties lacht Dix een beetje meewarig. Boven staat nog een doos vol medailles. Ooit was ze tweede in atletiek bij de jeugd en behoorde ze bij de eerste tien dames. Berichten over haar atletiekprestaties verschenen zelfs in het UN. Toen ze zwanger raakte, is ze echter zonder veel verdriet gestopt. Ze voelde de atletiek toch wel als een dwangbuis, waarin ze al doende terecht was gekomen. Haar sportieve activiteiten beperken zich nu tot hardlopen in het Wilhelminapark.

Winfried van Leeuwen:
‘Opgroeien temidden van normale, nette mensen’


Ook Winfried van Leeuwen (45) kent de Mauritsstraat al uit de kinderwagen. Tot zijn achttiende woonde hij op nummer 32, daarna verhuisde hij voor enkele jaren naar de Haagstraat. In 1988 keerde hij terug in wat voorheen zijn ouderlijk huis was: ‘Je trekt het aan als een oude jas’.
Toch vindt Van Leeuwen de straat eigenlijk maar een vreemde, lange slurf. Al is de ligging fantastisch, zo dicht bij stad en park. Het huis zelf is ook geweldig, op de steile trappen en de vreemd genoeg piepkleine w.c.'s na. Nog liever zou hij wonen in één van de huizen die aan het ‘parkje’ grenzen: de groene driehoek achter de oneven genummerde huizen aan het begin van de Mauritsstraat. Vroeger kon je daar komen via de Koningslaan; later is het parkje in delen verkocht en bij de tuinen van de aangrenzende huizen getrokken.
Van Leeuwens huis heeft een sousterrain waar vroeger het personeel woonde. De periode met personeel heeft hij zelf niet mogen meemaken. Zijn ouders kochten het huis in 1954 voor 14.000 gulden. Ergens in de gang bevindt zich een losse plank, waarachter de vorige bewoonster tijdens de oorlog haar tafelzilver verstopte. Op foto's is te zien dat in de tuinen in 1954 nog nauwelijks bomen stonden: wellicht zijn ze tijdens de oorlog gekapt.

Echt deftig
Volgens Van Leeuwen bestaat er van oudsher een tweedeling in de Mauritsstraat. Het achterste stuk, van het kruispunt met de Dillenburgstraat tot aan de Willem de Zwijgerstraat, is deftiger. Ter illustratie voert hij aan dat Mauritsstraat nummer 111 ontbreekt. De reden zou zijn dat er op het perceel aan het eind van de straat vier royale huizen waren gepland, maar dat er uiteindelijk slechts drie zeer royale huizen zijn gekomen: de nummers 105, 107 en 109. In dat deftige deel woonde de familie Broekman, eigenaars van de Rode Winkel, een bedrijfskleding en een herenmodezaak, en de familie Brenninkmeijer.

Kinderlokker
Opgroeien in de jaren vijftig in de Mauritsstraat is redelijk beschermd opgroeien, temidden van ‘normale, nette mensen’. In Oudwijk woonden de schoffies en in de Van Limburg Stirumstraat de werkelijk deftigen. Het meest sensationeel vond hij als kind de botsingen op de kruising met de Dillenburgstraat. Meer dan drie of vier auto's stonden er in de jaren vijftig overigens niet geparkeerd. Je kon dus prima balletje trappen en stoepbanden. Ook was je als kind van hieruit al gauw buiten de stad, bij het fort. Een groot gevaar vormden de ‘kinderlokkers’. De ergste was Oude Arie: die at namelijk kinderen. Zijn ‘hol’ was vlakbij het St. Antoniusziekenhuis, daar moest je dus wegblijven.
In Van Leeuwens herinnering was de hele straat katholiek. Op zondag trok de meute richting Heilig Hart kerk, waarnaast destijds ook een Montessori kleuterschool gevestigd was. Een goed voorbeeld van zo’n katholieke familie is de familie Van Rooijen, die met tien kinderen op nummer 13 woonde. Een vrolijk zootje, dat heel begrijpelijk een eigen parkeerplaats zou hebben geclaimd door deze zelf op straat te schilderen. De familie Hoogland had de eerste televisie.

Aardbeienkoopman
In die dagen was er heel wat handel in de straat. Langs de deur kwamen de melkboer, twee bakkers (Andrée & De Laat en de Lubro), de vuilnisman bij wie je een abonnement kon nemen om je vuilnisemmers schoon te laten maken, het draaiorgel, de band (2 blazers en 1 trommel), een luxe bloemenverkoper en een oude volksvrouw met bloemen op een handkar, de zingende lorrenman, de groentenman met paard en wagen, de visboer, de petroleumboer, de wasman/vrouw, de kolenboer, de schillenboer en de groene wagen van Albert Heyn Hofleverancier voor diegenen die hun boodschappen thuis lieten bezorgen. Op mooie dagen lieten ook de ijscoman en de aardbeienkoopman van zich horen. En dat terwijl op de hoek van de Dillenburgstraat ook nog de VUMI (Verenigde Utrechtse Melk Inrichting) zat, die later samenging met de Lubro (afkorting van Luxe Brood), Ypma voor kruidenierswaren en delicatessen en natuurlijk De Munck, de sigarenwinkel. In boekjes schreven de leveranciers op wat je afnam en één keer in de maand moest je betalen. Zelfs de politie kwam aan huis om procesverbaal op te maken wanneer je fiets gestolen was. Dat waren toch wel heel andere, goede tijden.

Anne Marie van Rooijen:
‘De nette buurt shockeren’


Anne Marie van Rooijen (37) woonde van 1963 tot 1978 op nummer 13, samen met haar ouders, vier broers en vijf zussen. Zij herinnert zich niet dat haar vader zich een parkeerplaats zou hebben toegeëigend, zoals Van Leeuwen vertelt. Wel herinnert ze zich dat haar vader hun huisnummer nogal groot op de gevel had gezet. Hij was een wat tegendraadse man, met linkse ideeën. Niet ver bij hen vandaan woonde de familie Den Daas. Die had een eigen, secteachtig kerkje.
Van Rooijen kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hun twaalfpersoonsgezin deze nette buurt af en toe heeft geshockeerd. Regelmatig kwam bijvoorbeeld de politie bij hen aan huis vanwege de wandaden van haar broers; schieten met windbuksen, het opvoeren van brommers. Een keer zelfs brachten haar broers botten mee naar huis die afkomstig waren van geruimde graven van het kerkhof aan de Prinsesselaan. Er waren dan ook kinderen die niet met de Van Rooijens mochten spelen. Tot hun grote genoegen is één van de deftige gezinshoofden die zo’n verbod uitvaardigde later opgepakt wegens fraude.
Niet dat ze geen fijne tijd heeft gehad: integendeel. De Mauritsstraat was een echte speelstraat, met veel leeftijdgenoten. De Mauritsstraat figureert vaak in haar dromen. Net als bij haar zus. Want: ‘De Mauritsstraat, dat is een begrip bij ons thuis.’




Afb. 13. Foto van de Mauritsstraat, gezien naar het noorden, ca. 1912. Links op het trottoir een tele-foonpaal. Het jongetje met de fiets en het meisje met de paraplu komen ook voor op afb. 10, die op hetzelfde standpunt en blijkbaar op de zelfde dag werd genomen.

<-- Naar inhoudsopgave historie <-- Naar vorige hoofdstuk - Naar volgende hoofdstuk-->