De Mauritsstraat:
moderne geschiedenis II
door Marten Jan Bok
Aanleg van de straten achter
het Wilhelminapark
Een van de eerste huizen die op het terrein van het Nederlandsch Sportpark
verrezen was dat van Moerkoert zelf. Het was een imposante villa aan de Frederik
Hendrikstraat (nr. 10), die helaas in 1959 moest verdwijnen om plaats te maken
voor het flatgebouw in het verlengde van de Johan Willem Frisostraat. Het
huis van Moerkoert stond er aanvankelijk enkele jaren geheel geïsoleerd
(afb. 7).
Het stratenpatroon zoals wij dat kennen, met de Stadhouderslaan als belangrijkste
doorgaande straat, is in hoofdlijnen door Moerkoert aangelegd. In de loop
der jaren droeg hij steeds een stuk van zijn sportterrein over aan de gemeente,
zodat er woningen op konden worden gebouwd. De voortgang van de uitleg is
te volgen aan de hand van de raadsbesluiten waarbij de straten hun naam kregen.
Op 12 juli 1898 kreeg als eerste de Koningslaan zijn naam. De Nassaustraat
volgde enkele maanden later. Op 18 mei 1900 werden de namen Mauritsstraat,
Frederik Hendrikstraat en Johan Willem Frisostraat door de gemeenteraad goedgekeurd.
Het reeds bestaande stuk Oudwijkerveldstraat tussen de Koningslaan en de Mauritsstraat
(nu Prinses Marijkelaan) heette sinds 11 december 1900 Nassaulaan. Na het
huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernhard in 1937 werd die naam veranderd
in Prins Bernhardlaan. De Duitse bezetters maakten deze naamswijziging weer
ongedaan, omdat zij de prins als een verrader van de Duitse zaak beschouwden.
In 1946 mocht zijn naam terugkeren, maar de geboorte van zijn dochter Marijke
was de aanleiding om het kleine straatje voor de vijfde keer in een halve
eeuw ter hernoemen. Gelukkig is het daarbij gebleven.
Drankmisbruik
Het feit dat de gemeente het tracé van de nieuwe straten vaststelde
en ze benoemde wil overigens niet zeggen dat de straten zelf al wat voorstelden.
Ze werden slechts stukje bij beetje opgetrokken en pas na een jaar of tien
was men zover dat de Dillenburgstraat kon worden aangelegd. Deze kreeg zijn
naam bij raadsbesluit van 5 februari 1909. In dat jaar werd ook het bruggetje
naar het park gebouwd. In 1911 opende de Volksbond tegen het Drankmisbruik
een melkhuis in het Wilhelminapark. De IJsvereniging De Zilveren
Schaats kreeg toestemming om een paviljoentje en een muziektent te bouwen.
Net als tegenwoordig kwam het openbaar vervoer er pas toen de eerste huizen
allang klaar waren. In 1907 werd het tracé van de electrische tram
doorgetrokken naar Oudwijk. Het jaar daarop verrees er een wachthuisje op
de plek waar nu nog altijd de bushalte tegenover het Rosarium staat. Het Rosarium
zelf was er toen nog niet; dat werd pas in 1913 aangelegd.
De bouw
Uit de op het gemeentearchief bewaard gebleven bouwvergunningen en de daarbij
horende bouwtekeningen is goed af te leiden hoe de buurt sinds 1900 stukje
bij beetje bebouwd is geraakt. Men werkte van noord naar zuid. Het optrekken
van het eerste stuk van de Mauritsstraat kostte bijna tien jaar. De Dillenburgstraat
werd vervolgens in 1909 in één keer voltooid, aangezien alle
bouwtekeningen uit het voorjaar van dat jaar dateren. Daarna werd een begin
gemaakt met de bebouwing van het gedeelte van de Mauritsstraat tussen de Dillenburgstraat
en de Willem de Zwijgerstraat. Dat vlotte niet erg. Nog in het midden van
de jaren twintig lagen hele stukken braak. Op een ansichtkaart van omstreeks
1912 is te zien dat nr. 80 - toen nog met zijn oorspronkelijke gevel, de huidige
dateert van 1936 - op de rand van een onbebouwde vlakte stond (afb. 10). De
achtergevels van de in 1911 en 1912 volgebouwde Willem de Zwijgerstraat waren
nog niet helemaal voltooid en de Mauritsstraat liep dood tegen schuttingen.
Het ontbreken van een aantal huisnummers in het zuidelijke deel van de Mauritsstraat
getuigt ervan dat de oorspronkelijke plannen voor de bebouwing nooit geheel
zijn gerealiseerd. Dit zal wel een gevolg zijn de economische neergang van
tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog. Pas in de loop van de jaren 1920
werden de laatste huizen opgeleverd. Maar tussen de nummers 71 en 79 is een
wat ongelukkige taartpunt tot op de dag van vandaag niet voor woningbouw in
gebruik genomen. Er staan twee garages op, altijd een teken van slapte in
de woningmarkt.
Plukjes
Het oudste, noordelijke stuk van de Mauritsstraat werd eigenlijk door twee
firma's gebouwd. De bouwtekeningen van de nummers 1-29 en 2-10 zijn allemaal
gesigneerd door leden van de familie Rijksen, destijds een van de belangrijkste
Utrechtse architectenbureaus. De tekeningen van de nummers 31-61 en 12-68
dragen handtekeningen van J.M. Westerhout, L.H. Westerhout, F. Doornbos en
een zekere Van Lankeren. Zij waren aandeelhouders van de Maatschappij tot
exploitatie van Onroerende goederen de Nederlanden, die bijvoorbeeld
ook in de wijk Lombok grote aantallen woningen bouwde. In de Mauritsstraat
zette deze onderneming telkens plukjes van vier, vijf,
zes, tot maximaal tien huizen neer. Het uiterlijk had voor deze maatschappij
minder prioriteit dan voor de architecten van de firma Rijksen.
Afb. 10. Ansichtkaart Mauritsstraat, circa 1912. Zie ook afb. 13.
Wateroverlast
Uit de bouwtekeningen en de vergunningaanvragen valt nog een aantal bijzonderheden
over de bouwgeschiedenis van de straat af te leiden. Zo blijkt uit een wijzigingsaanvraag
van nummer 1 (d.d. 13 oktober 1903) dat de aannemer sinds het begin van de
bouw in 1902 grote problemen had met de drassige ondergrond. Hij moest de
vloer van de begane grond zelfs met 25 centimeter verhogen om de kans op overstromingen
binnen aanvaardbare grenzen te houden.
Dit had weer gevolgen voor de trap, die veel te laag zou worden. Hij vroeg
daarom vergunning om de trap op een hele andere plaats te bouwen, waardoor
wel het trottoir een stuk smaller zou worden. De inspecteur van de gemeente
had hiertegen geen bezwaar omdat de passage langs dezen hoek vrij onbeduidend
is.
De oude Vecht vormde ongetwijfeld de reden voor de wateroverlast bij de bouw
van nummer 1. Het perceel heeft geen tuin en de achtergevel van dit perceel
is blind, omdat de sloot tussen dit huis en het laatste huis aan de Prinses
Marijkelaan doorliep. De recente uitbouw van dat huis op de begane grond heeft
dan ook de breedte van de sloot. Ook bij de bouw van de nummers 11-17 heeft
de natte ondergrond voor problemen gezorgd. Bij het zetten van de fundering
zijn de meeste vloeren enigszins schuin komen te liggen. Op de kaart bij de
bouwtekeningen van deze huizen (1902) is de Vecht achter deze huizen nog als
scheidingssloot ingetekend (afb. 11). Hij liep hier zo dicht achter
de huizen dat ze nagenoeg geen tuin hadden. Deze situatie is bij de nummers
11 en 19 in stand gebleven.
Nauwe straat
Omstreeks 1903 moet men tot de conclusie zijn gekomen dat de straat wel erg
nauw zou worden in verhouding tot de relatief hoge gevels die er werden neergezet.
Het blok nrs. 31-41 werd daarom in 1903 door de maatschappij De Nederlanden
twee meter achter de oorspronkelijke rooilijn gezet. Daarom hebben zij nu
een voortuintje. Toen de firma Rijksen in 1905 vervolgens begon aan de bouw
van de nummers 19-29, die wel op de oude rooilijn kwamen te staan, moest nr.
29 een schuine hoek en een terugstaande voordeur krijgen om de aansluiting
op nr. 31 niet al te abrupt te laten uitvallen. Omdat de nieuwe huizen sousterrainwoningen
waren was de overgang toch al niet fraai.
Hetzelfde speelde zich af aan de overzijde van de straat. De nrs. 38-48 werden
in 1903 nog op de rooilijn geplaatst. De nrs. 50-68 kregen een voortuintje.
Nummer 50 kreeg aan de voorkant een extra grote uitbouw om de overgang te
maskeren. Maar vanaf de eerste verdieping kijk je vanaf de straat toch tegen
de blinde muur van nr. 48 aan.
Afb. 11. F. Rijksen Gz. en G. Rijksen:
Situatieschets Mauritsstraat 11-17.
Mauritsstraat zuid
De bouwgeschiedenis van het zuidelijke deel van de straat is veel rommeliger.
Hier verschenen in 1910 enkele huizen met bovenwoningen (nrs. 70-74b) die
weer zonder voortuin aan de straat stonden. Ook bouwde in dat jaar voor het
eerst een particulier op eigen inititatief een losse woning (nr. 71). Bouwfirma's
zoals die welke het noordelijke deel van de straat hadden gebouwd konden blijkbaar
veel minder dan voorheen hun stempel op de aanleg drukken. Daardoor verschenen
er huizen die eigenlijk niet in het oorspronkelijke straatbeeld passen. De
duidelijkste voorbeelden hiervan zijn de nrs. 108 (architect R. Rijksen, 1920)
en 89 (architect J.C.O. Camman, Bussum, 1926). Deze laagbouwhuizen beslaan
elk twee percelen.
Nr. 89 ligt ook veel verder van de rooilijn dan de andere huizen.
Tuinen
Op de kadasterkaart van de buurt is de oude loop van de Vecht nog goed te
herkennen als erfscheiding tussen de tuinen van de huizen aan de Mauritsstraat
en die aan de Koningslaan (afb. 12). Hij begint op de noordelijke oever van
de Minstroom, bij de brug van de Prins Hendrikstraat, op de hoek met de Rembrandtkade.
Van daar gaat hij onder Willem de Zwijgerstraat 1-A door en aan de andere
kant van die straat door een poortje een gangetje in. Hij komt in de Dillenburgstraat
weer tevoorschijn tussen de twee poortjes die toegang geven tot Dillenburgstraat
3 en het buurhuis aan de Koningslaan. Aan de noordzijde van de Dillenburgstraat
gaat hij tussen twee garageboxen door. De tuinen van de huizen aan de kant
van het park en die aan de Mauritsstraat zijn hier steeds ongeveer even diep,
maar op de kop van de Mauritsstraat verandert dat. Dit komt omdat de Vecht
ter hoogte van Mauritsstraat 31 een knik maakte in de richting van nr. 1.
De huizen aan de kop van de straat hadden hierdoor lange tijd nagenoeg geen
tuin, terwijl één bewoner van een huis aan de Koningslaan op
dezelfde hoogte tot vrij recent een grote boomgaard bezat. De gaard besloeg
de volle breedte van de nrs. 31 tot en met 3. Achter Mauritsstraat 19 staat
nog altijd het fraaie tuinhuisje in chaletstijl dat hierbij hoorde. Ook enkele
perenbomen hebben het tot op heden volgehouden. Toen de boomgaard in de jaren
1960 in percelen werd uitgegeven, werden sommige stukken gekocht door eigenaren
van huizen aan de Koningslaan, andere door eigenaren van huizen aan de Mauritsstraat.
Het gevolg is een rommelige verkaveling met soms L-vormige tuinen.
Tussen de Stadhouderslaan en de Mauritsstraat bestond geen natuurlijke
grens. Deze werd met een lineaal getrokken. De tuinen zijn hierdoor overal
ongeveer even diep.
De eerste bewoners
In een eeuw tijd hebben in de Mauritsstraat duizenden mensen gewoond. Het
is uiteraard ondoenlijk om voor een boekje als dit een collectieve biografie
van de bewoners te schrijven. Zeker is echter dat het leven van de meesten
onopgemerkt voorbij is gegaan, zelfs voor hun buren. De straat heeft nu eenmaal
geen uitbundig buurtleven. De bewoners leven achter de voordeur, en buiten
ligt voor de meesten in hun eigen tuin, niet op de stoep. Dat zal altijd wel
zo zijn geweest. Alleen de kinderen zullen het buurtleven anders hebben beleefd.
Dat moet eigenlijk van het begin af aan zo zijn geweest. Zoals iedere nieuwbouwwijk
was ook deze meteen kinderrijk. Dat blijkt uit een klein onderzoekje naar
de eerste bewoners van de straat in de Utrechtse bevolkingsregisters.
Afb. 12. Oude loop van de Vecht door
de tuinen tussen de Mauritsstraat en de Koningslaan.
Reconstructie: Bert Garssen
Het eerste huis dat in de Mauritsstraat bewoond raakte was nr. 14 (toen nog
nr. 8). Op 22 maart 1901 vestigde zich daar vanuit Rotterdam de ingenieur
Johan Christiaan Gischler en zijn vrouw Johanna Susanna Rink. Zij hadden vier
kinderen, van wie de jongste hier een week later zijn eerste verjaardag vierde.
Op 1 november van datzelfde jaar trokken in het buurhuis nr. 12 (toen nr.
6) de HBS-leraar Dr. W.A. Bannier en zijn vrouw Anna Viëtor. Zij hadden
twee zonen van vijf en drie. Grootvader W. Bannier, een gepensioneerd generaal-majoor,
woonde bij hen in. Deze vijf volwassenen en zes kinderen bewoonden gedurende
de eerste twee jaar de boomloze vlakte die op de oudste foto's van de straat
te zien is. Volgens het adresboek van 1901-1902 waren de Johan Willem Frisostraat,
de Stadhouderslaan en de Frederik Hendrikstraat nog onbewoond. Aan de Koningslaan
waren alleen de nrs. 1-6 en 55 bewoond, en vanuit de Mauritsstraat keek je
toen nog zó het Wilhelmina-park in. Alleen de Nassaustraat begon aardig
volgebouwd te raken. Daar woonden toen officieren, een oud assistent-resident
uit Nederlandsch Oost-Indië en mensen met betere beroepen.
In de Nassaulaan woonden toen al de ambachtslieden en lagere beambten van
wie men een kwart eeuw later zou besluiten dat ze niet meer in het milieu
pasten.
Ondertussen werden in 1902 de eerste woningen in de Johan Willem Frisostraat
en de Frederik Hendrikstraat betrokken. In de Mauritsstraat begon men aan
de bouw van de nummers 1-3, 11-17, en 10. Deze kwamen gereed in 1903. Nog
datzelfde jaar kwam Marcus Onnen, een weduwnaar met vijf kinderen, op nr.
1 wonen. In nummer 11 trokken Albertus Nijland, directeur van de koepokinrichting
en het Instituut Pasteur te Batavia, en zijn vrouw Aaltje Stegeman. Ze hadden
twee kinderen, geboren te Timor Koepang en te Meester Cornelis. Op nr. 13
kwamen de sigarenfabrikant Nicolaas Köhler en zijn vrouw Alida van den
Berg, met hun twee dochtertjes. Een derde meisje, Alida Köhler, was het
eerste kind dat in de Mauritsstraat werd geboren, op 2 februari 1904. Op nr.
15 vestigde zich de Engelse rijwielhandelaar Harry Wels Tarrant met zijn vrouw
Marie van Duijl. Ook zij hadden twee jonge dochtertjes. Op nummer 17 kwam
de op Ambon geboren Jantje Schot, weduwe van W.H.J. Gantvoort. Ze bracht een
dochter en dienstboden mee. Toen ze in 1907 weer vertrokken vestigde zich
hier vanuit Palestina Anna Knuttel, officier bij het Leger des Heils. In haar
voetspoor kwamen vervolgens nog een aantal andere vrouwelijke officieren en
soldaten van het Heilsleger op nr. 17 te wonen. Nummer 10, tenslotte, werd
in december 1903 betrokken door Jan Hendrik de Waal Malefijt, toen nog lid
van Gedeputeerde Staten van Utrecht, maar van 1909 tot 1913 minister van koloniën.
Hij verhuisde in 1909 met zijn vrouw Frederica Sophia Wilhelmina Couvée
en hun volwassen kinderen naar Den Haag.
Hoepels
De sociale structuur van de Mauritsstraat is met deze voorbeelden van de eerste
bewoners in grote lijnen reeds geschetst. Uit de adresboeken blijkt dat de
buurt volstroomde met hogere ambtenaren, officieren, industriëlen, zakenlieden,
gepensioneerden, oud-Indischgasten, weduwen die studentenkamers verhuurden
enzovoorts. Het waren relatief jonge mensen die wat van de wereld gezien hadden,
en die wellicht mede werden aangetrokken door het park en de aantrekkelijke
sportfaciliteiten. Het aantal kinderen overtrof dat van de volwassenen. Op
de oudste ansichtkaarten van de Mauritsstraat spelen er verschillende op straat
(afb. 10). Met hoepels.
De oorlog
De Tweede Wereldoorlog is de meest enerverende periode uit de geschiedenis
van de Mauritsstraat. Anton Mussert had zich in 1930 met zijn vrouw gevestigd
in een van de nieuwe huizen aan de Nassaulaan (nu Prinses Marijkelaan nr.
4). In december 1931 richtte hij met Van Geelkerken de Nationaal-Socialistische
Beweging (NSB) op, waarvan het hoofdkwartier in 1937 werd gevestigd aan de
Maliebaan (nr. 35). Na de Duitse bezetting in 1940 kwamen hier allerlei militaire
en civiele instellingen bij. De NSB beschouwde Utrecht als Stad der
Beweging. Grote bijeenkomsten hield de NSB in stadion Galgewaard, parades
op de Maliebaan. Het fascisme was in Utrecht-Oost vanaf zijn opkomst een dagelijks
zichtbare realiteit.
Aanvankelijk verwierf de NSB met zijn nationalistische programma veel aanhang
in onze buurt. Bij de provinciale staten-verkiezingen van 1935 behaalde de
NSB in Nederland 8% van de stemmen. In Utrecht lag dat percentage iets hoger,
maar in het kiesdistrict Wilhelminapark stemden nog weer twee tot drie keer
zoveel stemgerechtigden op de NSB. De verklaring zal liggen in de lijfelijke
aanwezigheid van de partijleider en in de sociale samenstelling van de bevolking.
Bij deze verkiezingen boekte de NSB zijn grootste overwinning namelijk in
die districten waar een meer welvarende, niet-confessionele middenklasse overheerste.
Maar juist deze groep kreeg ook al snel weer zijn bekomst van de NSB, toen
de partij na de verkiezingen in anti-semitisch en pro-Duits vaarwater terecht
kwam. Bij de tweede kamer-verkiezingen van 1937 bleek de aanhang gehalveerd.
Joden
Voor de joden uit de Mauritsstraat moet het aanvankelijke enthousiasme van
veel van hun buren voor het fascisme en het nationaal-socialisme onheilspellend
zijn geweest, zeker toen bekend werd wat de joden in Duitsland onder Hitler
werd aangedaan. De Duitse overval op Nederland, op 10 mei 1940, luidde voor
velen van hen het begin van het einde in. Op 12 mei vonden in de Willem Barentzstraat,
de Admiraal van Gentstraat en andere buitenwijken schietincidenten plaats,
terwijl uit het oosten van de provincie de vluchtelingen de stad binnenstroomden.
Op 13 mei raakte de Museumlaan zelfs verstopt met voertuigen van terugtrekkende
Nederlandse troepen en een dag later werden de oostelijke buitenwijken van
de stad deels geëvacueerd. Nog diezelfde dag volgde de capitulatie. Op
15 mei beleefden de buurtbewoners de intocht van de Duitse troepen over de
Biltstraat.
In februari 1942 werden de eerste joden gedwongen Utrecht te verlaten. Na
de benoeming van de NSB-er Van Ravenswaay tot burgemeester, in april, namen
de anti-joodse maatregelen in snel tempo toe. In het Rosarium en het Wilhelminapark
verschenen bordjes die joden de toegang ontzegden. De naam van het park zelf
werd veranderd in Nassaupark. Vanaf het Maliebaanstation en het Centraal Station
werden in de loop van 1942 en in de eerste maanden van 1943 Utrechtse joden
via Amsterdam, Vught en Westerbork naar de vernietigingskampen gebracht. Vanaf
april 1943 verbleven in Utrecht alleen nog een aantal gemengd gehuwden en
enkele honderden ondergedoken joden. Van de ongeveer drieduizend joden die
in 1940 in Utrecht woonden - en van wie toen de helft bestond uit vluchtelingen
- hebben er maar vierhonderd de oorlog overleefd.
Joodse bewoners van de Mauritsstraat
Ook uit de Mauritsstraat moet een aantal joden de gang naar het station hebben
gemaakt. Uit adresboeken, bevolkingsregisters en het archief van het Inkwartieringsbureau
kennen we de namen van de eigenaren en bewoners van de volgende, in het voorjaar
van 1942 in beslag genomen panden:
nr. 44.
Albert Spanjer (eigenaar). Hij is vermoedelijk dezelfde Albert Spanjer (geb.
Frankfurt/Main 26-12-1903, overl. Sobibor 1-3-1945) die voorkomt in de gepubliceerde
lijst van in de oorlog omgekomen Nederlandse joden (In Memoriam).
nr. 46.
P. Chiotakis (eigenaar, woonde elders). Hier woonde als huurster Irma Austerlitz
(geb. 17-4-1888). Zij had een paspoort van Palestina, maar werd op 13-9-1944
afgevoerd naar Bergen-Belsen. Haar naam werd niet aangetroffen in In Memoriam.
nr. 93.
Iz. Simons Cohen, fabrikant (huurder). Het is onbekend wat er van hem is gworden.
nr. 105.
J. Jwiansky (huurder) en Nathan E. Holz (huurder). Het is onbekend wat er
van hen is geworden.
Uit andere bronnen weten we dat ook nog op andere adressen joden hebben gewoond:
64.
Fannie Elte(n)s (geb. Vascauti 10-2-1915, overl. Auschwitz 24-9-1942). Zij
had een Roemeens paspoort, maar werd op 21-9-1942 naar Auschwitz afgevoerd.
74.
Abraham David Nathans (geb. Assen 21-3-1888), zijn vrouw Marianne Eisendracht
(geb. Amsterdam 1-9-1888) en hun kinderen Henriette Nathans (geb. Zwolle 21-12-1919),
Jochebed Nathans (geb. Utrecht 24-4-1921) en Max Leo Nathans (geb. Utrecht
21-4-1930). Zij staan op zogenaamde Van Dam-lijst. Dit betreft een groep bevoorrechte
joden die aanvankelijk werd geïnterneerd op kasteel De Schaffelaar in
Barneveld. Pas op het eind van de oorlog werd deze groep overgebracht naar
Theresienstadt. De meesten hadden het geluk de oorlog te overleven. Dat zal
ook voor het gezin Nathans hebben gegolden. Alleen de moeder, Marianne Eisendracht,
staat in In Memoriam opgegeven als vermist.
102.
Het huis was voor 1942 eigendom van de jodin E.S. Neumann-Rubino. Van haar
is verder niets bekend. Zij had haar huis bij testament vermaakt aan een zekere
fraulein Zuhlke. Deze zal het hebben verhuurd aan Simon Isidor
Millner (geb. Memel 22-3-1876) en zijn vrouw Dora Huisman (geb. Demmeltdorf
24-11-1882). De vrouw had een Zwitsers paspoort. Zij zijn op 13-2-1943 samen
vertrokken naar Zwitserland.
Inboedels
Alles bij elkaar is er onvoldoende onderzoek gedaan om met zekerheid te kunnen
zeggen welke bewoners van onze straat in de oorlog om hun jood-zijn werden
vervolgd en hoe het met hen en hun gezinnen is afgelopen. Van sommige van
hun huizen en van het meubilair is echter wel pijnlijk nauwkeurig na te gaan
wat er mee is gebeurd.
Van de inboedels van de nummers 44 en 105 werd een gedetailleerde inventaris
opgemaakt door de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung. De huizen
werden vervolgens leeggehaald of met inboedel en al in gebruik genomen door
ingekwartierde Duitse militairen. Zij werden toegevoegd aan de honderden woningen
die in de omgeving van de Maliebaan, rond het Wilhelminapark, in de Stolberglaan
en aan de Rembrandtkade waren gevorderd voor het Duitse leger.
Kindjeshaven
De hulp van de Utrechtse bevolking aan zijn joodse medeburgers is beperkt
gebleven. Weliswaar hadden enkele tientallen politieagenten in februari 1943
geweigerd aan de deportaties mee te werken, maar hun verzet werd in de kiem
gesmoord. Zij moesten allen onderduiken. Alleen het studentenverzet heeft
een substantiële bijdrage aan het redden van joden geleverd. Hun Utrechts
Kindercomité bracht in het diepste geheim honderden kinderen
uit de Amsterdamse Jodenbuurt onder bij pleeggezinnen in Utrecht en wijde
omgeving. Het door Mevrouw G. van Lier aan de Prins Hendriklaan (nr. 4) gestichte
kinderdagverblijf Kindjeshaven werd, onder meer door het Utrechts
Kindercomité, gebruikt als doorgangshuis voor kinderen van joden. Tientallen
kinderen hebben zo de oorlog overleefd. Maar ook kinderen van verzetsstrijders
vonden hier onderdak, terwijl de opvang van kinderen van Duitse militairen
en Nederlandse vrouwen de aandacht van het werkelijke doel van Kindjeshaven
moest afleiden.
Met de toenemende Duitse terreur werden in het laatste jaar van de oorlog
meer en meer verzetsstrijders opgepakt. 140 van hen werden gefusilleerd op
het Fort De Bilt. De schoten van de executiepelotons moeten in de Mauritsstraat
te horen zijn geweest.
De laatste keer dat in de buurt schoten te horen waren was op 7 mei 1945,
toen tien leden van de Binnenlandse Strijdkrachten sneuvelden bij een vergeefse
poging om Anton Mussert in zijn woonhuis op de Prinses Marijkelaan aan te
houden. Hun namen staan op een plaquette bij de gedenksteen. Een van hen was
Hans Muus, die woonde op Stadhouderslaan 41.
Na 1945
Over de meest recente geschiedenis van de buurt is nog maar weinig geschreven.
Wie door de straat wandelt kan zelf vaststellen dat het altijd een rustige
woonbuurt moet zijn geweest. Alleen op de hoeken van de Dillenburgstraat zijn
een paar winkelpanden, maar de laatste kruidenier verdween in 1997. Hier en
daar is een pand in gebruik als kantoor. Het aantal studentenhuizen, dat in
de jaren 1960 en 1970 nog vrij groot was, is afgenomen. Het meest recente
telefoonboek vermeldt er nog zes.
De sterk toegenomen welvaart van de laatste jaren en de stijging van de huizenprijzen
hebben wederom een nieuwe generatie van hoogopgeleide bewoners met jonge kinderen
gebracht. Zij kopen de huizen op van de mensen die hier oud geworden zijn
en herstellen, naar de huidige mode, de authentieke interieurs. Bouwbedrijven
doen er goede zaken mee. Ook deze nieuwkomers zullen hun kinderen hier zien
opgroeien en uitvliegen.
<-- Naar inhoudsopgave historie <-- Naar vorige hoofdstuk - Naar volgende hoofdstuk-->